Checklist

Wacht niet te lang en rij zeker niet te lang door als je paard aangeeft dat hij / zij niet lekker in zijn vel zit en oefeningen moeilijk vind. Een ernstige blessure kan het gevolg zijn.

In deze checklist staan een aantal vragen die kunnen helpen bij het vaststellen van mogelijke overbelasting. Beantwoord de vragen en stuur de antwoorden naar mij toe info@equilibrium-shiatsu.nl of bespreek telefonisch het resultaat met mij via 06-24577299.

Onderstaand treft u een aantal vragen aan die u kunnen helpen bij het vaststellen van mogelijke overbelasting.

IMG_3930

Vraag 1 (gedrag op stal)

Een paard kan op stal ondeugden vertonen. Zo kennen we de boxwalker (loopt voortdurend rondjes in de stal, de wever (schommelt op de plaats voortdurend met het hoofd heen en weer), de luchtzuiger (bijt zich vast aan voerbak of staldeur en zuigt daarbij lucht) Meestal ontstaan deze ondeugden uit verveling.

Wat valt u het meest op als uw paard in de box staat:

A uw paard staat regelmatig met één achterbeen op rust
B uw paard staat op vier benen
C uw paard is onrustig
D uw paard loopt stijf en stram door de box

Vraag 2 (uit de stal halen)

Uw paard komt gewoonlijk gemakkelijk de stal uit of komt van nature wat traag uit de stal. Uw paard is rustig of temperamentvol van aard. De laatste tijd bent u gewend dat:

A uw paard rustig met u mee de box uit loopt
B uw paard aarzelend de box uit komt
C uw paard stram en stijf de box uit komt
D uw paard niet de box uit wil komen

Vraag 3 (verzorging)

U poetst uw paard op de rug en dan vallen de volgende bijzonderheden op

A uw paard maakt bewegingen met de bovenlip
B uw paard zakt wat door de rug en u ziet dat de rugspieren aanspannen
C uw paard vertoont rillingen op de rug en legt de oren in de nek
D uw paard drukt de rug weg.

Vraag 4 (beeninspectie)

Voordat u gaat rijden inspecteert u de benen op zwellingen en wondjes. Bij inspectie van de benen valt het volgende op:

A de achterlijn van de buigpezen is verticaal
B onder de (voor) knie is het been voos, na het rijden dun
C rondom de kogel zijn gallen te zien.
D de achterlijn van de buigpezen is bol en verdikt

Vraag 5 (zadelen en opstijgen)

Tijdens het zadelen en opstijgen vallen u de volgende dingen op:

A uw paard laat het hoofd zakken wanneer u het zadel op legt en opstijgt
B uw paard heeft negatief orenspel en zakt wat door de rug
C uw paard heeft de neiging om te vluchten tijdens het opstijgen
D uw paard knarst met de tanden en blijft weglopen bij het opstijgen

Vraag 6 (nageeflijkheid)

Om invloed uit te oefenen op de bewegingen van het paard zal het paard “aan de hulpen moeten staan”. Voor de teugelhulpen betekend dit dat het paard deze alleen maar kan ontvangen wanneer de kaken kunnen ontspannen. Het paard is dan licht op de hand. Tijdens het rijden valt u het volgende op:

A u heeft lichte druk op beide teugels
B uw paard kan de kaken niet ontspannen en blijft hard in de mond
C uw paard buigt nauwelijks af en loopt met de neus in de wind
D uw paard houdt aan 1 zijde steeds het bit vast en is eenzijdig hard in de mond

Vraag 7 (gangwerk)

Uw paard kan een been in rust of tijdens het lopen geheel of gedeeltelijk ontlasten. Het paard kan kreupel lopen, maar het kan ook zijn dat uw paard in min of meerdere mate voortdurend onregelmatig loopt. Er kan ook sprake zijn van een stijve gang met korte paslengtes. Ten aanzien van het gangwerk van uw paard valt u het volgende op:

A uw paard is tactmatig en heeft ruime gangen
B uw paard loopt onregelmatig, tijdens inspanning verergert dit.
C uw paard loopt voordurend licht onregelmatig, tijdens inspanning verergert dit niet. Bij nader onderzoek door de dierenarts worden er geen afwijkingen geconstateerd
D wanneer draf uitstrekken wordt gevraagd, springt uw paard veelal in galop aan

 Vraag 8 (overgangen)

Het correct uitvoeren van overgangen vraagt veel van het bewegingsapparaat van het paard en de vaardigheid van de berijder. Tijdens het aanspringen van de galop valt u het volgende op.

A uw paard maakt grote drafpassen in plaats van aanspringen in galop
B uw paard springt steeds in de verkeerde galop aan
C uw paard maakt een aantal kleine pasjes voordat hij in galop aanspringt
D uw paard heeft veel moeite om op één hand in de juiste galop aan te springen

Vraag 9 (gebruik van het paard en niveau)

Uw paard kan als recreatie-of wedstrijdpaard gebruikt worden.

A uw paard is een manege- of recreatiepaard
B uw paard is een wedstrijdpaard
C uw paard is een recreatiepaard dat een paar keer per week intensief in het bos of op het strand bereden wordt
D uw paard heeft de laatste tijd veel winstpunten gehaald op de wedstrijden

Vraag 10 (Instructie)

U krijgt privé-les of les in de groep. U krijgt regelmatig les of af en toe. U krijgt les op uw eigen paard of manege-paard.

A u bent een recreatieruiter, krijgt één of meer keren per week manege-les, maar de combinatie paard/ruiter gaat de laatste tijd niet meer vooruit
B u bent een ervaren berijder, traint eigen paarden, heeft eigenlijk geen les meer nodig en de combinatie gaat de laatste tijd niet meer vooruit.
C u bent een enthousiast berijder van een eigen paard die nog steeds veel leert en snel vooruitgang boekt.
D u bent een enthousiast berijder, krijgt één of meer keren per week privé-les op uw eigen paard maar de combinatie paard/ruiter gaat de laatste tijd niet meer vooruit